Giftig
Mijn oren spitsen zich. Caffeine stuitert door mijn aderen en als door een hogere macht gecommandeerd blijven mijn vingers bevroren boven de toetsen van mijn laptop hangen. Hoor ik daar wat?
Adem in, adem uit. Kloppend hart. Ja, ik hoor daar wat. Een soort uitstervend, irritant gezoem. Uit mijn laptop, telkens als ik een toets indruk. Het is een mug die opgesloten zit. Dat moet het zijn. Het is een mug die opgesloten zit in de kast van mijn laptop en die telkens even opschrikt. En dan een rondje vliegt.
Kalm typ ik verder. Kalm aan de oppervlakte dan. Onbewegelijk staren mijn ogen naar het beeldscherm. Maar ik zie niets. Ik hoor alleen. Steeds dat gezoem. Telkens als het uitgestorven is begint het weer. Ik haat het. Mijn vingers drukken steeds harder op de toetsen. Eerst onbewust, daarna zeer bewust. De vlieg antwoordt steeds in gelijke mate. Ik sta op. Ik loop rondjes. Ik ga op zoek naar iets waar ik nog veel harder mee kan slaan.
Een minuut of tien later sta ik niet in de schuur bij de gereedschapskist, zoals verwacht, maar in de keuken, waar ik systematisch de planken van boven naar beneden afspeur. Dit is beter. De beste martelwerktuigen liggen in het gootsteenkastje, dat is wat ik altijd zeg. Gif werkt beter dan geweld. Terwijl ik wik en weeg, de plastic flessen één voor één even in de hand neem, vraag ik me opeens af of het er nog wel is. Dat geluid... Is het al weg? Mijn oren spitsen. Niets. Maar het is een zwak geluid en ik ben zeker een vijftal meter van mijn bureau verwijderd. Misschien is het er nog wel, maar kunnen mijn oren het van hier niet horen. Heel stil blijf ik zitten. Horen ze wel iets, horen ze niet iets?
Ja, ze horen iets. Tevreden rommel ik verder. Het leukste onderdeel van de wraak is de voorpret. Achteraf, als je eenmaal het bord tegen de muur hebt stukgesmeten, is er nog maar weinig lol aan. Dan is er alleen nog maar een bergje scherven, die je ook nog eens zelf moet opruimen. Schoppen tegen een meubelstuk doet ook pijn aan je eigen voeten, zeker zonder schoenen aan en ik draag in huis nooit schoenen. Hoe echte moordenaars dat soort dingen regelen, zo nadat ze hun slachtoffers met grof geweld de hersens in hebben geslagen, is me echt een compleet raadsel. Gif is beter. Ik blijf het zeggen.
De mug hoort het. Dat kan niet anders. Hij maakt nu lawaai zonder dat ik de toetsen aanraak. Zou hij weten wat ik van plan ben? Plant hij een tegenwraak? Het zoemt steeds harder nu. Ik wist niet dat die kleine beestjes zoveel lawaai konden maken. Wat voor schade zou hij nou helemaal uit kunnen richten in zo’n computerkastje? Weinig natuurlijk, maar ik ben er niet helemaal gerust op. Steeds luider nu. Mijn buik voelt er week van. De keuken draait een beetje. Mijn handen grijpen naar het aanrechtblad. Adem in, adem uit. Ik ben nog steeds in het voordeel. Adem in. Adem... de brommer is de straat weer uitgereden. Het is weer stil. Echt stil? Of bijna stil?
Voorzichtig sta ik op. Maar waarom ook? Het insect kan immers nergens heen. Dat weet hij, dat weet ik. De rest is psychologisch.
Met de nodige misbaar kletter ik de plastic flessen weer op de planken. Nadrukkelijk neutraal ademend neem ik plaats achter de computer. Een glimlach ontsnapt. Ik wacht even. Ik bouw de spanning op. En dan... En dan rammel ik er enthousiast op los. Oorlog en Vrede, the sequel. Inclusief alle commentaren. Het beest zal gek worden. Mijn vingers zijn marcherende soldaten. De paniek onder het toetsenbord neemt toe. Maar mijn soldaten kennen geen genade. Er is geen ontsnappen, hoeveel lawaai hij ook maakt. Ik kan rustig een pauze nemen, hij kan niet weg. Tevreden neem ik een slok van mijn koffie, inmiddels koud. En meteen verstomt het. Het lef! Maar ik ken geen genade, het ging net zo lekker. De mok stijgt en komt neer. Stijgt en komt neer. En ik begrijp opeens die moordenaars die liever slaan. Ik begrijp ze helemaal.