Vrij korte verhalen

Grasveld

Ik zou er veel over kunnen zeggen, maar het belangrijkste is dit: Anton is gewoon een lieve jongen. En dat vind ik niet alleen, er zijn er meer die er zo over denken. Gisteren hoorde ik het z’n moeder nog zeggen. Ze zei letterlijk: Anton is een lieve jongen. Nou, daar heb je het. Daar zou ik het bij kunnen laten. Een feitelijk en nauwkeurig statement van een moeder over het karakter van haar zoon. Het is hetzelfde als wat ik aan het begin zei. Haar en mijn mening komen precies met elkaar overeen. Dat betekent niet per se dat het waar is, maar helemaal gelogen kan het toch niet zijn. Het komt allemaal niet zomaar uit de lucht vallen, bedoel ik.

Er zijn er ook die er anders over denken. Maar dat moet niet overdreven worden. Verreweg de meesten denken niets. Voor de meeste mensen is Anton een onopvallende jongen die naar school gaat en buitenspeelt. Voor hen is hij niet lief en niet niet-lief. Hij is gewoon niks. Hij is zeker niet duivels. Hoe kom je erbij. Er is niets aan hem te zien. Mensen kunnen gewoon doorlopen. Geen spijkers op laag water zoeken graag, daar heeft niemand wat aan.

Enkelen beweren echter dat er in dat buitenspelen van hem iets pervers zit. Waar ze het vandaan halen mag Joost weten. Ze zeggen dan: hij schopt altijd net de bal in de tuin van de buren als die knappe buurvrouw er in haar bikini ligt te zonnen. Je weet wel welke ik bedoel. Ja, zij is knap ja. Het duurt dan altijd net te lang voor hij z’n bal gevonden heeft en weer opdondert naar zijn eigen tuin. En maar naar haar lichaam staren. Altijd. Let maar eens op, z’n ogen volgen haar op de voet als hij weer eens in de vensterbank zit en zij van huis gaat om boodschappen te doen. Hij kan alleen maar naar haar kijken, alsof de rest van de wereld niet meer bestaat. Hij kijkt en kijkt. Hij loert. Aan de andere kant woont een dikke buurman en bij hem komt er nooit een bal in de tuin. Hij wordt nooit bespied, hoe vaak hij ook zijn hond uitlaat.

Maar je moet niet alles geloven wat mensen zeggen. Ik bedoel, de tuin van de buurman heeft een veel hogere heg en hij ligt ook nooit in een bikini te zonnen. Valt er weinig te bespieden, nietwaar? Zijn boodschappen laat hij trouwens altijd bezorgen. De buurvrouw heeft weleens gezegd dat ze zo bang wordt van de blik in Anton’s ogen. Dat is opmerkelijk. Anton zit nog op de basisschool. Anton is elf. Je moet niet alles geloven wat mensen zeggen, denk ik dan. En daarbij, z’n moeder had al gezegd dat hij lief is. En ikzelf zei het net ook. Dus ja. Nu wil de buurvrouw wil niet meer buiten zonnen in haar bikini. Dat is jammer.

Ik bedoel, ik zou natuurlijk hebben kunnen liegen, ook over die moeder en wat ze allemaal gezegd heeft. Als je fabels over een klein jongetje uit je duim kunt zuigen, dan komt er ook wel een moeder uit. Kwestie van doorzuigen. Maar zo is het in dit geval niet, want ze bestaat echt en iedereen die het wil kan het bij haar na gaan vragen. Ze leeft gewoon nog. In mijn verhalen, dat sowieso. Maar ook daarbuiten. Dat is wat ik je zeg.

Maar, zeggen de mensen dan, alles wat je zegt is natuurlijk maar wat je zegt. Dat kan zijn, maar dan geldt het omgekeerde ook. Wat zij zeggen kan evengoed onwaar zijn. Wie weet heeft die hele Anton nooit bestaan. Is er ook nooit een moeder geweest die zulke lieve dingen over hem zei. Misschien is er dan ook wel geen buurvrouw. Geen knappe in ieder geval. Geen mooie buurvrouw die niet meer in de tuin durft. Geen buurvrouw die in een hete zomernacht onrustig en naakt onder een dun laken ligt te woelen. Die met een kreet wakker wordt, badend in het zweet, Anton’s naam op haar lippen. Die twijfel is er. Ik kan er niks aan doen. Het enige wat ik kan is nog meer vertellen. Maar als je ermee begint alles in twijfel te trekken wat ik zeg, dan maakt het niet uit. Dan helpt er geen lieve moeder meer aan.

Dit is het papier dat je leest, dat is het enige dat zeker is. Of nee, zelfs dat niet. Het kan ook een computerscherm zijn, of een telefoon. Ben je uberhaupt aan het lezen? In je hoofd heb je de voorstelling van een brief. Aan jou. Dat iemand tegen je praat. Maar wie is het? Waar komt die stem vandaan? Is de brief wel voor jou bestemd?

Zelf twijfel ik ook weleens hoor. Maar deze letters komen niet zomaar uit de lucht vallen. Ik zeg altijd maar: het is geen lettervermicelli in een bord soep. Toch? Nee. Helemaal uitsluiten kun je het niet, maar laten we daar niet vanuit gaan. Ik zou wetenschappelijke redenen kunnen aanvoeren waarom dat het meest waarschijnlijke is. Maar maakt dat uit? Je zou het toch niet geloven.

Iets of iemand heeft deze letters in hun juiste volgorde gezet. Een entiteit, zogezegd. Een schrijvende entiteit. Of zijn het er misschien wel twee. En als het er twee zijn, weet de eerste dan wel wat die tweede er allemaal mee uitspookt? Is de eerste misschien een lief jongetje van elf, dat niet door heeft dat hij gebruikt wordt door... Ja door wat eigenlijk? Zo zie je, jij weet niets, maar ik ook niet. Dit is hoe heilige boeken ontstaan. Dat gebeurde vroeger, denk je nu, lang geleden. Maar wat is tijd voor een God? Wanneer besluit Hij dat het genoeg is? Dat Hij de knappe buurvrouw nu wel genoeg heeft bekeken. Dat weet hoe ze eruit ziet, ook met Zijn ogen dicht. Dat Hij weet hoe ze ruikt, al liep hij op een vuilnisbelt. Dat Hij zo ook wel voelt hoe haar huid licht bobbelend doorloopt, daar achter de bikinilijn. Dat Hij haarscherp weet hoe ze ‘s nachts steeds onrustiger droomt van... de buurjongen.

Of is het toch gewoon de op hol geslagen fantasie van een jongetje van elf? Eentje die gewoon per ongeluk de bal in de tuin van de buren trapte en hem ging halen, vooraf niet wetende dat zij daar lag. Tentoongespreid. Is het een roep om aandacht? Wil hij gezien worden? Zij?

Mijn moeder zegt altijd: als er twee verklaringen mogelijk zijn, is de eenvoudigste de juiste. Gewone buurjongen of bezeten, dat is niet moeilijk kiezen. Maar een normale jongen van elf heeft niet dat soort fantasieen, zeggen ze dan. Die mensen. Zij die maar niet willen geloven dat er niets aan de hand is. Ik zou een oplossing kunnen geven. Maar, dan moet je me wel een kans geven.

Het is niet erg, lieve mooie buurvrouw. Het maakt niet uit wat de mensen zeggen. Ook al weet je niet wie of wat ik ben, weet dat ik het beste met je voor heb. Dat ik je nooit pijn zou kunnen doen. Het idee! Maak je toch alsjeblieft geen zorgen. Lieve, lieve, mooie buurvrouw. Ik laat het allemaal goedkomen. Daarom schrijf ik je deze brief buurvrouw, zodat je vanavond niet schrikt. Vanavond komt alles goed. Je hebt nu alleen nog maar letters, maar er zal meer komen. Vanavond. Tot dan!

Je Anton (buurjongen en God)