Vrij korte verhalen

Hersengymnastiek

Terugdenkend was hij tot de conclusie gekomen dat het was begonnen met het verhaal van een verre oom dat hij ooit aan haar had verteld. En daarmee nam hij al een risico, met dat terugdenken. Terugdenken is een gevaarlijke bezigheid. Je kleurt je herinneringen op de manier die je graag wilt en minder prettige zaken vergeet je. Dus misschien was het in werkelijkheid allemaal wel heel anders gegaan. De geest is flexibel en onbetrouwbaar. En hoe ouder je wordt, hoe onbetrouwbaarder.

Maar dat verhaal was iets geweest. Dat kon niet anders. Over de dagen na het vertellen had er een sluimerend onheil gehangen. Hij kon zich geen bijzonder gedrag herinneren, geen specifieke opmerkingen, maar aan het eind van de snikhete zomerdag was opeens een zacht briesje opgestoken in hun relatie. Dat was niet allemaal inbeelding, zeker niet.

En toch... Zelfs de klap zelf kon hij zich maar met moeite voor de geest halen. Hij werd oud. Zijn hoofd vulde zich met mistbanken. Hij had zijn hersens beter moeten gebruiken vroeger, dan waren ze nu niet zo verschrompeld en nutteloos gebleken. Of het werkelijk zo gebeurd was, misschien maakte het niet eens meer uit. Maar een keer, midden in de nacht, na een feestje waar de drank rijkelijk had gevloeid, had ze hem in de slaapkamer opeens ijzig aangekeken. Van het ene op het andere moment had ze geen roodaangelopen wangen en vuurschietende ogen meer, maar keek ze kalm en afwezig langs hem heen. Met een onwereldse stem, alsof ze haltes afriep in de metro, had ze gezegd: “Ik hou niet meer van je.” Dat was het. Nee, dat was het niet, ze ging door. “Het maakt niet uit, dat ik niet meer van je hou. Niets maakt meer uit. Je zult er niets van merken, ik blijf bij je, ik speel gewoon mee, maar hou alsjeblieft op met paranoide onzin.” Zoiets moest ze ook gezegd hebben, dat dacht hij tenminste. Want dat soort dingen zei ze altijd als ze iets teveel op had. Maar dat eerste, dat “Ik hou niet meer van je,” dat was het het beeld dat hem meest was bijgebleven, al was ook dat vaag geworden.

Inmiddels was dat alweer vijf jaar geleden. En ze had woord gehouden. Ze speelde perfect mee. Hij had niets meer aan haar gemerkt. Helemaal niks. Ze was een voorbeeldige vrouw gebleven. Niet alleen voor de buitenwereld, ook als ze alleen maar met z’n tweeen waren. Op een gegeven moment begon hij zich af te vragen of die ruzie er wel echt geweest was.

Waar was het allemaal mee begonnen? Dat verhaal van die oom misschien? Het ging als volgt. Een zeer rijke man nodigde een keer een aanzienlijk minder rijke man uit en deed hem een voorstel. Hij zei “ik bied u driehonderd euro per dag om het volgende te doen: elke dag komt u langs op een zelfgekozen, maar varierend tijdstip en besluipt u mij van achteren. Ik mag niet doorhebben dat u dat doet. En als u dan achter me staat, bedekt u mijn ogen met uw handen en roept heel hard ‘Kiekeboe! Wie ben ik?’

“Dan zeg ik iets als Napoleon! Of, Aletta Jacobs! En dan zucht u diep en schudt u het hoofd. U haalt de handen weer weg zodat ik kan zien en zegt: ‘Bijna goed. Ik ben z’n broer.’ Of haar broer, in het geval ik een vrouw koos. Dat is het enige dat u hoeft te doen. Er zijn geen camera’s of niks. Dit is strikt tussen ons. Wat zegt u ervan?”

Gevraagd naar de reden van dit onzinnige plan had de rijke man geantwoord dat hij graag scherp bleef. Zie het als een soort kniebuiging voor de geest, had hij gezegd. Het is hersengymnastiek. Kniebuigingen werken alleen als je het elke dag doet. Je hersens zijn flexibel en onbetrouwbaar. Hoe ouder je wordt, hoe onbetrouwbaarder. Vergeet dat nooit, had hij gezegd.

Een leuk verhaal, hij had het smakelijk zitten vertellen. Maar zij had zich kwaad gemaakt. Zo werken hersens niet, had ze gezegd. Jouw hersens werken niet, had ze gezegd. Ze had hard gelachen. En toen gehuild. Ook heel hard.

Toen moest het begonnen zijn. Op een avond, na jaren, alweer na een gezellig uitje, toen ze allebei dronken waren, besloot hij het haar te vragen. Hij moest van die knagende onzekerheid af. Het kostte nog een hoop moeite om uit te leggen wat hij bedoelde, maar dat kon ook komen omdat ze zo rolvast vast. En toen ze het eindelijk begreep wat hij vroeg, of haar liefde wel echt was en geen toneelspel, zei ze op een beledigde toon dat als het toneelspel zou zijn, ze toch zeker niet zo dom zou zijn om het hem zomaar te vertellen. Dan zou alle moeite immers voor niets zijn geweest. Daarna had ze zich omgedraaid en ging ze slapen. De volgende dag speelde ze weer mee alsof er niets aan de hand was.