Vrij korte verhalen

Shuttle

Oven van steen. Straat na straat geen enkele boom of struik. Overal steen en asfalt, dood onkruid tussen de tegels. Rijen en rijen van bakstenen die je, opgejut door de felle zon, van alle kanten belagen met hittestraling. M'n hoofd ploft zowat uit elkaar.

Susan ziet rood. Zweet stroomt langs haar nek, maar ze loopt makkelijker dan ik. Kalmer. Vastberadener ook. De laatste fles rosé achteloos in haar hand. Ze slingert er vervaarlijk mee rond. "Komop lamzak, een klein stukje nog."

Ik kan niet meer. Ik zie niet goed meer. Aan de overkant loopt een man met een kinderwagen. Hij heeft het gezicht van een krokodil. Dat kan niet, maar het is echt zo. Een gewoon lijf en nek, haren op zijn hoofd, maar waar zijn gezicht zou moeten zitten puilt een grote groene bek met onregelmatige gele tanden. Zonder op of om te kijken wandelt hij voorbij, nonchalant de kinderwagen voor zich uit duwend.

"Susan, ik moet even zitten."

Ze hurkt naast me. Voorzichtig, zodat ze zo min mogelijk van de stoeptegels aanraakt. Ze reikt me de fles aan. Zo zitten we een tijdje.

Dan vraagt ze: "Wat ben jij, een badmintonshuttle of een squashbal?"

"Wat?"

"Ben je een badmintonshuttle of een squashbal?"

"Hoezo?"

"Shuttles zweven altijd sierlijk door de lucht. Het maakt niet uit hoe hard je slaat met je racket, de shuttle mindert gewoon vaart en zweeft in een sierlijke boog over het net. Als je een squashbal een goeie mep geeft stuitert hij alleen maar harder rond."

Beelden van vroeger. Toen ik nog jong was en aan sport deed.

"Klinkt alsof je het leven definieert als een serie klappen voor je kanis." Ik geef haar de fles terug. Van rosé zweet ik alleen maar harder.

Weer komt een man met een kinderwagen voorbij. Van de andere kant, maar het is niet dezelfde. Ook deze heeft een gezicht als een krokodil.

"Susan," zeg ik, "wat voor een gezicht heeft die man?"

"Krokodil," zegt ze. "Die zie je veel hier." Ze wijst rond en inderdaad doemen plots uit verschillende richtingen meer korkodillenmannen met kinderwagens op. Dat ik die eerder niet zag.

"Het zijn tropische dieren, die kunnen goed tegen hitte." legt ze uit. "In die kinderwagens zitten kleintjes. Als een krokodil zich voortplant krijg je meestal gewoon een nieuwe krokodil." Als ze het zo zegt klinkt het heel logisch.

Weer komt er eentje op ons af, nu aan onze kant van de straat. Hij zal vlak langs ons lopen. Er klopt iets niet aan. Los van dat gezicht. Het is de manier waarop ze bewegen. Door de kinderwagen kan ik het niet goed zien. Hoe dichter hij nadert, hoe benauwder het wordt.

Susan legt haar hand op mijn schouder. "Voorzichtig," zegt ze. "Ze zijn vriendelijk, maar provoceer ze niet."

Er is iets met dat lopen achter die kinderwagen. Het klopt niet. De lucht trilt, alsof je zijn slechte adem kan zien. Het ritmisch gebonk van mijn hart slaat zich door de perslucht in mijn hoofd. Het zijn z'n voeten.

Susan drukt harder op mijn schouder, maar als vanzelf reikt mijn arm en begint mijn hand te wijzen. Die voeten. Ze raken de grond niet. Ze fietsen in de lucht, alsof hij peddelt in plaats van loopt.

"Susan, kijk dan! Achter die kinderwagen. Hij zweeft!"