Vrij korte verhalen

Van A naar B

Mijn voeten, ze zaten vast. Ik keek naar beneden en zag dat ik tot aan mijn enkels in de modder stond. Tegelijkertijd voelde ik iets zwaars in mijn hand. Een steeksleutel. Wat moet ik met een steeksleutel? Hoe kwam ik hier?

Ik keek om me heen. Ik stond midden in een groot, zompig weiland. Overal grote plassen, de grond volledig verzadigd met water. De horizon grotendeels vlak, erboven eindeloze rijen grijze wolken. Windstil, maar een onaangenaam koude en vochtige lucht. Verderop zag ik een lange, rechte dijk. Met enige inspanning worstelde ik mijn voeten los en plonste er naartoe. De steeksleutel stevig in mijn hand. Ik nam hem mee zonder erover na te denken.

Bij de dijk gekomen zag ik een man in ruwe werkkleding op het asfalt zitten, rustig kauwend op een grasspriet. Zijn fiets stond naast hem geparkeerd. Toen hij zag dat ik naar hem omhoog klom stond hij op.

"Kunt u mij helpen? Ik geloof dat ik de weg kwijt ben." zei ik.

"Natuurlijk. Waar moet u naar toe?" Zijn stem was kalm en vriendelijk.

Ik dacht na. Eigenlijk wist niet waar ik naartoe moest. Ik probeerde na te gaan wat gebeurd was. Vanochtend was ik nog thuis. Er zou een loodgieter komen en die kwam ook. Nadat de loodgieter klaar was legde hij uit wat hij gedaan had om de lekkage te verhelpen. Ik begreep hem niet. Daar ergens moet het mis gegaan zijn.

Hij zei dat het ook onmogelijk is om iets te begrijpen. Dat begrijpen niet werkelijk bestaat. Ik moet verbaasd gekeken hebben.

Hij pakte een steeksleutel uit zijn gereedschapskist en hield hem voor me. Demonstratief liet hij hem los. Met een harde klap viel het op de vloer.

"Begrijp je dat?" vroeg hij.

"Dat komt door de zwaartekracht," zei ik.

"Ja, zo noemen ze het," zei de loodgieter. "Maar begrijp je het ook?"

"Eh. De aarde trekt.." begon ik.

"De aarde trekt wat? Waarom zou de aarde trekken?" De loodgieter keek alsof hij dit gesprek al veel vaker had gevoerd en er zeker van was dat hij weer zou gaan winnen. Hij ging door.

"De mensen praten altijd over oorzaak en gevolg. Als dit, dan dat. Uit het een volgt het ander. Van A ga je naar B. Het is allemaal onzin. Hoeveel is twee plus twee?"

"Vier?" vroeg ik argwanend.

"Ja, dat is vier. Maar waarom is het vier? Als je twee optelt bij twee, hoe komt het dan dat er vier volgt? Ik zeg niet dat het niet waar is, maar ik zou je niet uit kunnen leggen waarom het zo is."

In mijn hoofd borrelden oude schoolsommetjes op. Maria heeft twee appels, Josef geeft haar er nog twee. Hoeveel appels heeft Maria? Ik zag de vier appels zo duidelijk voor me dat ik ze bijna vast kon pakken. Ik zei hem dit en besloot: "Dat kun je toch gewoon tellen?"

"Je kunt de appels ervoor tellen en erna. Eerst waren het er hier twee en daar nog twee, daarna zijn het er vier. Maar hoe gingen ze precies van twee en twee naar vier? Was er een scherpe overgang? Zo van eerst twee keer twee en dan -klik- vier?

"Of ging het geleidelijk? Waren het er opeenvolgend eventjes twee, drie, drieënhalf en dan vier appels? Zou je het moment aan kunnen wijzen dat het er drie waren? Ik zou het je werkelijk niet kunnen zeggen. Optellen is mijn een raadsel. Ik kan vertellen wat er aan de ene kant de som in gaat en ook wat er aan de andere kant uit komt, maar ik begrijp niet werkelijk wat er in de berekening gebeurt.

"Als je goed nadenkt is dit met alles zo. Het ene moment heb je een steeksleutel in je hand, het volgende moment is het aan het vallen en weer even later ligt het op de vloer. Waarom? Waarom blijft zo'n sleutel niet gewoon op de plek waar hij is? Die aarde zou trekken en trekken, maar verder hoor je er nooit iets over. Rekenen, wiskunde, de theorie van de zwaartekracht, het zijn allemaal prima theorieën. Ze vertellen je wat ervoor komt en wat erna. Maar echt uitleggen doen ze niks. Het stuk ertussen, het stuk waar het echt om draait, de realiteit, dat blijft altijd een raadsel."

Wat er daarna gebeurde kon ik me niet herinneren. Of er een groot gat gezeten heeft tussen dat gesprek en mijn ontwaken in het weiland weet ik niet. Ik stond op de dijk en keek vragend naar de man tegenover me. Het leek alsof hij mijn gedachten las.

"En toen stond u hier?" vroeg hij.

"Ja." zei ik.

"Ok, goed. Het is heel simpel," zei hij. "U wilde toch van A naar B?"

"Inderdaad."

Hij wees langs de richting van de dijk. "Daar is A," zei hij. Hij draaide zich om en wees in de andere richting. "En daar is B."

"Kies zelf maar welke kant u op gaat. Ik moet zo in A zijn en ik fiets daar gewoon naartoe." Hij voegde de daad bij het woord. Hij pakte zijn fiets en vertrok.

Eenmaal alleen keek ik eerst in de richting van A, toen in de richting van B. In beide gevallen was er niets te zien en verdween de dijk in een stip op de horizon. Ik hield de steeksleutel voor me en liet hem los. Hij viel. Uiteindelijk. Hij twijfelde even, of ik dacht hem even te zien twijfelen, maar toen viel hij met een luide, bevredigende klap op het asfalt. Ik rechtte mijn rug. Zonder hem op te rapen begon ik te lopen, in de richting van B.