Vrij korte verhalen

Ziekenzaal

Ook al zie ik het niet, ik weet dat het zomer is. Dat de zon schijnt zie ik niet, dat weet je. Warmte voel ik ook niet. Eigenlijk besta ik niet echt meer in deze wereld, al zal geen dokter dat openlijk toegeven. Het maakt ook niet uit, het is hier altijd precies even warm. Het is vooral het geluid. Niet een bepaald geluid, maar het zachte geroezemoes op de achtergrond. Altijd staat er wel ergens een raam open, al is het vier gangen verderop.

Ik weet niet meer goed hoe dat vroeger ging, jongen. Het waren andere tijden toen. Je had een bal, net als nu. En je had ook spelers en keepers. Natuurlijk. Er was publiek, fans. Mensen met sjaaltjes om hun nek en kleuren op hun gezicht. Er was het gras... En Abe, Kick en Faas waren er ook. Wij waren de helden. Wij zouden dat varkentje wel eventjes wassen.

Laat me je iets vertellen. Als de gordijnen dicht zijn, dan is er geen licht. Dat is waar je gordijnen voor hebt. Je bent oud genoeg om dat te snappen. We accepteren de gordijnen overdag, ook al weten we heel goed dat ze op dat moment alleen maar nutteloos wat in de kozijnen hangen. We schuiven ze aan de kant. We kijken niet naar ze, maar we weten dat ze er zijn. We weten waartoe ze in staat zijn op de momenten dat we het nodig hebben. Begrijp je waar ik naartoe wil?

Andere tijden dus. Binnen in de kantine ging het er toen heel anders aan toe dan nu. Een gezin was toen iets. Het deed ertoe! Mobiele telefoons bestonden niet. De mobiele telefoons hebben alles stukgemaakt. In die tijd lazen mensen tenminste nog boeken. Hele romans. Ja, ook langs de lijn, daar hadden ze tijd genoeg voor. Lach maar. Het was echt zo.

Als de gordijnen dicht zijn, dan is er geen licht. Dat is waar de gordijnen voor zijn. Als de gordijnen open zijn, dan is er wel licht. Dat is niet waar de gordijnen voor zijn. Snap je het? Ook voor een blinde man als je opa zijn gordijnen heel belangrijk. Zelf is hij ongevoelig, maar hij wil dat zijn naasten beschermd zijn. Elke man wil dat.

Het spel was langzamer en saaier. Ja, zo lijkt het op het eerste gezicht misschien. Maar je kunt er niet mee aankomen met dat de mensen vroeger ook langzamer en saaier waren. Dat gaat er bij mij niet in. Ongeveer in die tijd kwam ook het cricket op. Een bal en een paar stokjes, meer is het niet, maar geen hond die er nu nog iets van snapt. Ja, lach maar weer. Het leven is niet altijd om te lachen jongen. Heb je ooit wel eens geprobeerd een cricketwedstrijd te volgen? Ik heb het nooit kunnen begrijpen. Ik heb er ook nooit mijn best voor gedaan, denk ik. Echt m’n best, bedoel ik. Dat is niet waar. Ik deed wel mijn best. Het was niet genoeg.

's Nachts is het een ander verhaal. Dan is er geen licht en er zijn wel gordijnen, maar van binnenuit weet je dat niet. Je weet het niet zeker, in ieder geval. Het is immers donker. Houden de gordijnen het licht tegen, of was er om te beginnen al geen licht. Kun jij nu zeggen of die gordijnen er voor joker hangen of niet? Ja? Je liegt. Je weet het niet. Je bent blind, net zo blind als ik.

Die wedstrijd tegen de Duitsers. Toen scheen de zon wel. Er was niemand om wat dan ook tegen te houden. Ja, Abe, Kick, Faas en ik waren er. Maar het mislukte. In paniek doet een mens rare dingen, jongen. Dat weet jij ook wel. Maar goed, toen was het dus. De laatste dag dat de zon scheen voor opa.

Ik zal nu wel nutteloos lijken, jongen. Ik hang niet in de kozijnen, ik ben nog veel verder weggestopt. Maar jij weet nog dat ik er ben, toch? De belangrijke dingen blijven hetzelfde, die veranderen niet. Als de Duitsers komen hang ik er weer hoor. Wees maar gerust. Ga maar rustig slapen, dan doet opa dat ook. Het is stil hier. Stil en donker. Maar het is zomer. Ik kan het horen. In de verte.